Share a little biographical information to fill out your profile. This may be shown publicly.

 

We sturen je per e-mail een wachtwoord toe. Soms komt deze e-mail in je spambox terecht.

Komen we vandaag al eens een vrachtwagen van een raceteam tegen op de snelweg, dan doet vooral de snelle cargo aan boord of het haast obligate opschrift ‘Racing is life, anything that happens before or after is just waiting’ ons watertanden. De generieke vormgeving van die functionele mobiele werkplaatsen doet ons amper nog wat. In de goede oude tijd, toen de racerij nog meer weg had van het Wilde Westen, was dat wel even anders. Want in het midden van de jaren 50 had Mercedes-Benz niet alleen de snelste racewagens, maar ook de snelste en fraaiste transporter: ‘Blue Wonder’.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik, ondanks een levenslange verslaving aan alles wat op vier – liefst brede – rubbers staat, tot voor 2006 nog nooit van dat wondermooie blauwe werkpaard gehoord had. Dat jaar bezocht ik voor het eerst het toen nagelnieuwe museum van Mercedes-Benz. Ondanks pareltjes als de 300 SLR Uhlenhaut Coupé of de Sauber C11 was Blue Wonder voor mij de ‘ster’ van de dag. Blue Wonder oogt als de liefdesbaby van een 300 SL, een 180, een 300 S en een… oplegger, na een wild nachtje tijdens het Oktoberfest. De creatie van een snelle racewagentransporter kan eigenlijk alleen maar uit lang vervlogen tijden komen – toen de snelheidslimieten nog zelfopgelegd waren, de wegen grotendeels desolaat en de tweede viool bij Mercedes nog gespeeld werd door een Brit.

Begin jaren 50 voltrok zich in West-Duitsland het zogenaamde ‘Wirtschaftswunder’. Op minder dan een decennium tijd zou het land opnieuw tot een van de grootste economieën uitgroeien. Die verrijzenis als een feniks uit de as vertaalde zich ook naar de automobielindustrie. Niet alleen Volkswagen toonde de weg naar succes, ook Mercedes-Benz stond er weer. Al snel nam het merk uit Stuttgart opnieuw de racehandschoen op, om de dominantie van voor WOII verder te zetten. Als aanvulling op de juiste wagens (W196(S)) en rijders (Juan Manuel Fangio, Stirling Moss, Hans Hermann en Karl Kling), besloot racemanager Alfred Neubauer dat de zilveren, zegevierende armada gepast vervoer moest hebben.

bluewonder4

bluewonder6bluewonder3

Natuurlijk bestond het merendeel van het professionele wagenpark uit trage maar nuttige vrachtwagens – van eigen makelij uiteraard – maar toch was het handig om een snel wapen achter de hand te hebben. Snelheid kon cruciaal zijn wanneer races kort op mekaar volgden, wanneer er vlak voor race day nood was aan een reservewagen of wanneer het R&D-departement op de valreep met een innovatie kwam. Een snelle verbinding tussen het hoofdkwartier en circuits over heel Europa kon tijd sparen voor ingenieurs en mecaniciens om zo het verschil te maken tussen winst of verlies. In die tijd was het trouwens niet ongewoon om, als laaste redmiddel, een racewagen eigenhandig over de weg naar het circuit te sturen. Maar een snelle transportwagen, die de bolide in nieuwstaat naar de start brengt, was natuurlijk nog beter.

Aangedreven door de drieliter zescilinder uit de 300 SL (hier goed voor 192 pk), was de betrekkelijk lage en aerodynamische Blue Wonder in staat zijn kostbare cargo tegen 170 km/h richting bestemming te knallen. Jammer genoeg was de heerschappij over de Europese wegen slechts van korte duur. Naar aanleiding van het tragische ongeval tijdens Le Mans ’55, trok Mercedes-Benz zich terug uit de racerij. Vervolgens leed Blue Wonder een eenzaam bestaan, met een promo-optreden als sporadisch hoogtepunt. Anno ’67 vond (naar verluidt) Rudolf Uhlenhaut zelve het welletjes, en gaf hij Blue Wonder een enkeltje richting schroot… Wat we vandaag in het museum van Mercedes aantreffen, is dan ook niets anders dan een exacte kopij die in 2001, na zeven jaar werk, werd onthuld.

bluewonder5

Zelf ben ik Blue Wonder al twee keer gaan bekijken in Stuttgart. Maar nog imposanter kwam ze afgelopen lente voor de dag, toen ze tijdens de Mille Miglia plots verscheen in de straten van Brescia. Prachtig hoe ze zich in het avondzonnetje, met een W196 S dicht tegen de cabine geplaatst, elegant doorheen het verkeer bewoog. De stoet klassieke racebolides tijdens de start van de Mille Miglia was knap, maar wederom stal een blauwe ‘vrachtwagen’ de show.