De Indy 500 heeft sinds zijn ontstaan in 1911 een omvangrijke historie opgebouwd, maar niet alle bladzijden in dat boek zijn even wit.
In de beginjaren waren dodelijke slachtoffers dikwijls het gevolg van banale ongelukken, maar naarmate de snelheid steeg, werden de mishaps alsmaar gewelddadiger. In de jaren ’60 waren de wagens dan ook dubbel zo snel als de machines uit de beginperiode van de wedstrijd, zonder dat de veiligheid mee opgewaardeerd werd. Begin jaren ’70 werd het zodoende nog erger, wanneer de evolutie van racewagens in een stroomversnelling kwam dankzij toepassingen als de turbocompressor en neerwaartse druk.
Hoewel aerodynamica in de Formule 1 en de Can-Am series al tijdens de jaren ’60 voor het eerst opdoken, probeerde de USAC dit fenomeen zo lang mogelijk te weren. Enkele slimmeriken bij McLaren wisten het reglement echter toch te omzeilen, waardoor de Engelsen begin jaren ’70 het Amerikaanse circuit quasi volledig domineerden. De organisatie kwam zodanig onder druk te staan van de Amerikaanse teams, dat men niet anders konden dan toe te geven aan de queeste naar aerodynamische grip. Tijdens het seizoen van 1972 mochten de Indycar-wagens dan eindelijk gevleugeld ten tonele verschijnen.
Naast de vleugels, was er ook een andere techniek uit de luchtvaart komen overwaaien: het gebruik van drukvoeding. Die kwam eerst in de vorm van mechanisch aangedreven superchargers, maar deze waren niet efficiënt genoeg daar ze vermogen van de motor gebruikten. De uitlaatgasturbo was op dat vlak veel doeltreffender, en werd verfijnd voor het gebruik op de Amerikaanse ovals. De 2,65 liter turbomotoren produceerden nu vlot 750 pk in racetrim en tot wel 1100 pk in kwalificatietrim. Een enorm vermogen voor een wagen die droog aan de haak slechts 700 kg weegt.
De stijging in snelheid was dan ook spectaculair: de poleposition op Indianapolis steeg van gemiddelde van 170,2 mijl per uur (275 km/u) in 1970, naar 195,9 mijl per uur (315 km/u) in 1972. Voor de Indy 500 van 1973 zat de sfeer bijzonder goed: iedereen keek vol spanning uit naar die eerste ronde boven de 200 mijl per uur. Maar nog voor dat het zover kon komen, sloeg het noodlot toe. Tijdens de vrije trainingen op 12 mei smakte de wagen van Art Pollard tegen de muur, schoof het gras op, sloeg enkele keren over de kop en belandde terug op de baan. De 46-jarige piloot uit Utah overleed iets later aan zijn verwondingen.
Ondanks deze dramatische start werden de kwalificaties enkele uren later – volgens schema – aangevat. Peter Revson was de eerste man op de baan, maar bleef met 192,6 mijl per uur een eind onder de 200-barrière. Gary Bettenhausen deed het beter, maar met 195,6 mph was die éne magische ronde nog steeds niet in zicht. Om 12u30 kwam de beloftevolle Swede Savage naar buiten, en zijn 197,1 mph deed de hoop terug opleven. Uiteindelijk was het pole-sitter Johnny Rutherford die ieders adem even wist te stokken, maar met een snelste ronde van 199,1 mph werd het duidelijk dat de ‘200’ nog niet voor 1973 zou zijn.
Op maandag 28 mei zakten maar liefst 350.000 toeschouwers af naar Indianapolis voor de wedstrijd, maar in plaats van ronkende motoren troffen ze een verregend circuit aan. Het was pas vier uur later dat de baan droog werd bevonden voor de start, maar met het vallen van de groene vlag liep het gelijk helemaal mis. Steve Krisiloff’s wagen vertraagde met motorproblemen, waardoor het veld achter hem naarstig op zoek moest naar een uitweg. In die chaos haakten Jerry Grant’s en Salt Walther’s wielen in mekaar, waarna Walther’s wagen in de vanghekken boven de muur gekatapulteerd werd.
De impact trok de neus van de McLaren af en scheurde de propvolle brandstoftanks open, waarna de wagen in een vuurbal explodeerde en op zijn kop terug de baan op werd geslingerd. In een poging om de tollende wagen te ontwijken, raakten nog tien andere wagens in de crash betrokken. Als bij wonder overleefde Walther dit vreselijke ongeluk, maar hij liep wel zware brandwonden op en moest enkele vingers laten amputeren. In het publiek raakten een tiental mensen gewond door de rondvliegende brokstukken en exploderende brandstof. Maar liefst 20 meter vanghek was met de grond gelijkt gemaakt en moest hersteld worden.
Nog voor de herstellingswerken konden afronden worden, openden de hemelsluizen zich weer. De wedstrijd werd noodgedwongen een dag uitgesteld, maar op dinsdagochtend waren de omstandigheden nog steeds niet verbeterd. Omstreeks 10u00 werd de baan dan toch droog genoeg bevonden, maar tijdens de opwarmronde pakten de regenwolken opnieuw samen. De rest van dag bleef het kledderen en mochten de toeschouwers wederom afdruipen. Ook de woensdag startte met regen, maar omstreeks de middag brak de zon door. De wedstrijd -door de pers inmiddels als ‘de 72 uur van Indianapolis! gedoopt- kon eindelijk op gang getrokken worden.
Iedereen wist dat deze opening in het slechte weer maar van korte duur was, dus het was van cruciaal belang om de pitstops goed uit te kienen. In de 54e ronde moest wedstrijdleider Swede Savage noodgedwongen binnenkomen, want hij zat bijna door zijn brandstof heen. Nadat ook zijn rechter achterband vervangen was, kwam hij als tweede weer de baan op. Het moment kwam heel slecht uit, want de regenzone was vlakbij en de wedstrijd kon ieder moment afgevlagd worden. In een poging om de leider -op een koude achterband- terug bij te benen, verloor Savage de controle over de achterkant van de wagen.
De Eagle Offenhauser, met 250 liter brandstof aan boord, schoof de baan over en knalde frontaal op de binnenmuur. De hierop volgende explosie was zo intens dat een tiental mensen in het publiek brandwonden opliepen. De achterste helft van de wagen rolde over de baan, terwijl Savage, nog steeds vastgegespt aan zijn stoel en de restanten van de cockpit, tegen de buitenmuur belandde. Als bij wonder was hij bij vol bewustzijn en probeerde hij zelfs op te staan in de vijver van brandend methanol. In de chaos meteen na dit ongeluk reed een brandweerwagen een mechanieker aan in de pits. Hij was op slag dood.
Swede Savage leek in eerste instantie vlot te herstellen maar overleed vijf weken later alsnog aan complicaties. Dat bracht de totale balans op 3 doden en 25 gewonden, waarvan 1 kritiek. Dat Gordon Johncock als overwinnaar uitgeroepen werd zal iedereen worst gewezen hebben. Wat wel belangrijk is, is dat er lessen getrokken werden uit deze gitzwarte pagina uit de autosportgeschiedenis. Er werd een brandstoflimiet opgelegd van 150 liter en de vleugels moesten flink kleiner worden. De schuine muur die Savage’s leven had geclaimd, en ook dat van Dave MacDonald een aantal jaar eerder, werd aangepast en verplaatst.