Het dateert inmiddels weer van 2014 dat we richting Mille Miglia trokken. Tijd dus om nog eens poolshoogte te nemen van de klassiekergekte in Italië. Al is de opzet deze keer verschillend, de tocht van en naar Italië zou verlopen over zoveel mogelijk DRIVR-roads. Als Koning winter tenminste geen – witte – roet in het eten zou gooien.
Vier dagen voor de start van de Mille Miglia vertrekt een versgewassen trio aan sportwagens – tegen alle voorspelling in – onder een schuchter zonnetje richting zuiden. Naarmate de Luxemburgse grens in zicht komt begint de hemel echter grijzer te worden en nog voor we het land uit zijn zitten we al middenin de spray van onze voorgangers. Wat dan volgt is fileverkeer – op een zaterdag nota bene – in de striemende regen langs Metz en Nancy. Tot zover de doelstelling om te genieten vanachter het stuur. Maar er is beterschap op komst.
Thuis bij Loeb
First stop op de route richting het zuiden: Route des Crêtes. Een beruchte verbindingsweg die we te danken hebben aan de Eerste Wereldoorlog. De route van 95 km tussen Sainte-Marie-aux-Mines en Cernay werd aangelegd om troepen en goederen naar de frontlijn te kunnen brengen. Het is op deze weg dat negenvoudig wereldkampioen rally – en kind van de streek – Sébastien Loeb (echt) leerde rijden. Overheen de hoogste toppen van Noordoost-Frankrijk, waaronder de Col de la Schlucht en de Grand Ballon. Die laatste is met zijn 1.424 m tevens het dak van de Vogezen. Bij goed weer, ziet men in het zuiden zelfs de Alpen opdoemen met als uniek referentiepunt de Mont Blanc.
Tot zover de theorie, de praktijk daarentegen geeft ons guur weer en erg mistige bergtoppen. Helemaal boven worden we geconfronteerd met besneeuwde flanken en een temperatuur van 2°. Gelukkig zijn de wegen relatief droog én in goede staat zodat het gaspedaal wat dieper ingedrukt kan worden. Het eerste hoogtepunt van deze trip stelt dan ook niet teleur, route des Crêtes start vloeiend om dan geleidelijk aan over te gaan in krappere secties en vele haarspeldbochten. Het is net deze afwisseling – in combinatie met de aardige lengte – die deze weg zo boeiend maakt en al helemaal wanneer deze er verlaten bij ligt. Na een 100 kilometer slingerwegen stappen we dan ook met een glimlach uit. Mens en machine krijgen rust in het pittoreske Cernay.
Royale collectie
Een passage door de Vogezen mag voor de echte autoliefhebber niet voorbijgaan zonder een bezoekje te brengen aan Cité de l’Automobile in Mulhouse om de Schlumpf collectie te bewonderen. Deze unieke collectie kent een bewogen verleden. Fritz Schlumpf werkte zich, samen met zijn broer, vanaf de jaren ‘30 op tot een grootmacht in de Franse textielindustrie. Zijn echte passie was echter de restauratie van klassiekers, en dan in het bijzonder Bugatti’s. Dit gebeurde in een oude fabriek in Mulhouse die in ‘57 werd aangeschaft.
Tussen ‘61 en ‘67 kende de collectie een enorme groei tot 560 stuks, waaronder zelfs twee exemplaren van de Bugatti Royale. Het gaat hier om een mastodontische limousine met een 12,7 liter V8 waarvan er slechts zeven werden gefabriceerd. Fritz Schlumpf wist zelfs de Royal van Ettore Bugatti himself op de kop te tikken. Dit werd dan ook het pronkstuk van de collectie. Vanaf ‘66 waren tot 30 werknemers in dienst om de gigantische collectie wagens in nieuwstaat te brengen. Daarna begon Fritz Schlumpf te werken aan de aankleding van de fabriek, om zo zijn zorgvuldig opgebouwde collectie met de wereld te kunnen delen.
Het bezoeken waard
De textielgroep Schlumpf kwam in die tijd echter, zoals vele westerse sectorgenoten, in zwaar weer terecht en viel door liquiditeitsproblemen eind ‘76 omver. Terwijl de broers onder andere werden verdacht van fiscale fraude, werd hun collectie 2 jaar lang bezet door boze ex-werknemers. Onder grote mediabelangstelling ging de autocollectie finaal voor 44 miljoen Franse franken onder de hamer en kwam ze gelukkig in de handen van een consortium met onder andere lokale overheden. Zo kon de verzameling toch worden samengehouden. Vanaf ‘82 kwam Fritz Schlumpf zijn wens dan toch uit, en opende het automuseum eindelijk de deuren.
En zo kunnen we ook vandaag de dag nog genieten van een van de grootste automobielmusea ter wereld, met de meest indrukwekkende collectie Bugatti’s. Een bezoekje meer dan waard!