Wat als je een tweede kans kreeg om een grote verwezenlijking uit je leven opnieuw te doen, zou je het dan doen? Je zou het opnieuw kunnen doen omdat het de eerste keer niet goed gelukt is. Maar wat als het die eerste keer nu net wél zeer goed verlopen is, en je alleen maar het risico loopt je reputatie te schaden? Dat is net hetgeen Gordon Murray heeft gedaan.
Toen Murray de F1 ontwierp voor Mclaren Cars in de jaren ’90, was het resultaat baanbrekend. De prestaties waren buitenaards, het concept nooit eerder gezien. De F1 zette een nieuwe standaard in de wereld van supercar design neer. Murray verliet Mclaren in 2004 om zijn eigen designbureau te runnen, en auto’s te bouwen. Bij Mclaren werd ondertussen de MP4-12C voorgesteld, een supercar uit de pen van Frank Stephenson. Die was visueel wel verwant aan de F1, maar deze wagen was meer conventioneel, en niet gebouwd om nieuwe standaarden proberen te zetten.
Enkele jaren later werd dat wel geprobeerd met de P1, een hypercar die baanbrekend was op vlak van prestaties uit een hybride aandrijflijn. Een vooruitstrevend ontwerp, dat een nieuw niche-segment van hybride hypercars leidde. In het zog van de P1 werden nog een reeks hypercars gebouwd, zoals de P1 GTR, de Senna, de Senna GTR en de Speedtail. Die laatste was een eerbetoon aan de F1 longtail, maar ook deze wagen had -buiten de looks en de drie-zits-configuratie- weinig tot geen verwantschap met de F1.
Voor Gordon Murray was de F1 een hoogtepunt uit zijn carrière, maar een perfectionist laat zich nooit volledig tevreden stellen. Naar zijn mening had de F1 beter kunnen zijn, als hij niet onder de vlag van een merk had moeten werken. Dus begon hij enkele jaren geleden aan de quasi onmogelijke taak om een F1 versie 2.0 te bouwen op eigen initiatief. De Gordon Murray Automotive T.50 probeert een nieuwe benchmark te zetten qua prestaties, en dit met de puurst mogelijke rijdersbeleving in het achterhoofd. Is Murray er in geslaagd om de F1 te verbeteren? Henry Catchpole zoekt het uit in een rechtstreeks duel.