De moderne Formule Eén heeft een aantal problemen, maar als je de fans vraagt welke de grootste ergernis is, dan komt steevast geluid op nummer één. De V6 turbo’s mogen dan wel kosten efficiënt(er) zijn en een hoog vermogen produceren, maar van de inspiratieloze klank hebben we nog niemand warm weten worden.
We dwalen graag af naar de hoogdagen van de V10, waarbij 900 paarden de ziel uit hun lijf schreeuwden aan een onwaarschijnlijke 19.000 omwentelingen per minuut. De kosten om dergelijke hoogtechnologische motoren te bouwen en te onderhouden was zeer hoog, en niet langer houdbaar voor de sport. Maar het is ooit anders geweest, kijk maar naar de jaren ’70 toen drie kwart van het startveld met een klantenmotor van Ford reed. Het beste van het beste materiaal, en dat op een betaalbare manier.
De Ford Cosworth DFV (Double Four Valve) verdient in feite zijn eigen topic, want de motor domineerde de sport uitzonderlijk lang en won maar liefst twaalf WK-titels. Bovendien klinkt de 3-liter V8 ook nog eens subliem, al zullen de puristen je graag vertellen dat er niets boven de zwanenzang van een V12 gaat. Hoewel de DFV oppermachtig was, kozen enkele teams hun eigen motor te ontwikkelen, in een poging het verschil te kunnen maken.
Alfa Romeo leverde al enkele jaren flat-12 (V12 op 180°) klantenmotoren voor Brabham, maar voor 1979 werd het blok hertekend naar een V12 op 60°. Deze configuratie werd geïnstalleerd in hun eigen Alfa Romeo 182 F1-wagen voor het seizoen van 1979. Tijdens de Monaco Historic Grand Prix, zeg maar de jaarlijkse hoogmis voor klassieke F1-wagens, werd de Alfa 182 afgelopen voorjaar herenigd met zijn Cosworth DFV-concurrenten. Aan u de keuze welke 3-liter de mooiste klank liet weergalmen tussen de straten van Monaco!