Midden juni vierden de Duitsers 90 jaar Nürburgring. De aanleg van het test- en ontwikkelingscircuit volgde niet zozeer uit een hartstochtelijke passie voor racerij, eerder uit een expansief budgettair beleid tijdens het interbellum dat – via de investering van 14,1 miljoen Reichsmark en de aanstelling van maar liefst 25.000 werkkrachten – de lokale economie de nodige impulsen diende te geven. Na twee jaar zwoegen werd tijdens het weekend van 18 en 19 juni 1927 de Nürburgring in gebruik genomen. Reden genoeg dus om mijn archiefkast met 10 jaar aan foto’s over de beroemdste plek van de Eifel open te trekken.
Initieel telde het circuit, inclusief Südschleife, zelfs 28 kilometer aan zorgvuldig gedrapeerd asflat over glooiende Eifelse heuvels. Doorheen de jaren zagen er diverse legendes het levenslicht, op wat later De Groene Hel zou worden genaamd. Denken we maar aan de Grand Prix-races uit de jaren ’30, waarbij Rudolf Caracciola er tussen 1931 en 1939 vier maal won. Maar ook de ongelooflijke inhaalrace van Fangio in 1957, de duels tussen Jacky Ickx en Jackie Stewart, het ongeluk van Lauda en het ronderecord voor de eeuwigheid, 6:11.13, getekend Stefan Bellof. Die laatste is nog steeds de enige persoon die met meer dan 200 km/u gemiddeld over de Nordschleife raasde.
Anno 1984 maakte de Südschleife definitief plaats voor een kort, veilig maar saai F1-circuit: de Grand Prix Strecke. F1-nieuwkomer Senna won bij de opening ervan een race tegen F1-grootheden, met onder hun achterwerk allemaal Mercedes-Benz 190 2.3 16v’s. Desondanks die vliegende start zou de Grand Prix Strecke nooit uit de schaduw van grote broer Nordschleife kunnen treden. Na 2013 verdween zelfs de F1 van de kalender, terwijl de financiële donderwolken bleven hangen.
Sinds een goed decennium zet ik meerdere keren per jaar koers richting Nürburg. Bijna nooit om zelf de Nordschleife te bedwingen, want de leercurve is zo stijl als de Steilstrecke en je ogen dienen als beginneling meer op je spiegels dan wel op de weg gefixeerd te zijn. Maar toch: zelfs als passant is de Nürburgring the place to be. Niet enkel om gelijkgestemden te ontmoeten een een scala aan bijzondere wagens te aanschouwen (van gammele trackdaybakjes behorende tot de categorie noeste huisvlijt tot de allernieuwste supercars en iconische klassiekers), maar tevens om van de wegen in de omgeving te genieten – want haast elke weg die je er kiest moet amper onderdoen voor Nordschleife. Lang leve de Nürburgring, lang leve de Nordschleife en lang leve het autoplezier in al zijn facetten!
[Foto’s: Stijn Braes]