Share a little biographical information to fill out your profile. This may be shown publicly.

 

We sturen je per e-mail een wachtwoord toe. Soms komt deze e-mail in je spambox terecht.

Lang was het stil, maar met de stijgende brandstofprijzen is hij daar weer, de discussie omtrent de zogenaamde ‘firmawagens’ en dan met name diegene waar ook nog eens een tankkaart aan verbonden is. Het levert interessant rekenwerk op, waarbij er zelfs nog wat olie op het vuur kan gegoten worden…

Het was De Standaard die gisteren na wat rekenwerk tot de conclusie kwam dat het voordeel van de tankkaart, onder de huidige brandstofprijzen, was toegenomen met 840 euro (!) per jaar. Voorwaar geen peulschil in tijden waar gezinsbudgetten dreigen te ontploffen. De Standaard gaat daarbij uit van 28.000 kilometer per jaar aan gemiddeld 6 liter/100km en een dieseltarief – de brandstof waar meeste leasewagens nog steeds op rijden – van inmiddels 2 euro versus 1,5 euro tijdens de voorbije jaren.

Jan/Jeanne met de pet

Voorwaar realistische aannames, want immers ook nog veel van de gezinnen kachelen nog vrolijk op (dure) diesel rond. Dat mag niet verbazen want in het verleden duwde de overheid ons net richting dat ‘satansap’, want destijds fiscaal interessant en met een lagere prijs per liter aan de pomp. Het resultaat was dat zelfs stadswagentjes plots alom met dieselmotoren werden verkocht. Inmiddels worden deze eigenaren echter geconfronteerd (lees: gestraft) met een hogere verkeersbelasting en met diesel die duurder is dan benzine (95 E10).

Nu gaat Jan/Jeanne met de pet zonder tankkaart hier een mouw aan proberen te passen door zijn vierwieler wat vaker aan de kant te laten staan om dan (eindelijk?) kleine afstanden met de fiets of benenwagen af te leggen. En mogelijk zal hij ook zijn rijstijl wat aanpassen, zodat bovenstaande 6 liter/100km kan omgevormd worden in 4,7 liter. Maar het resultaat daarvan valt eigenlijk tegen. Immers, terwijl Jan/Jeanne deze tactiek toepast, heeft de houder van een tankpasje hiertoe geen incentive. Wat ook de prijs is, zijn gedrag moet hij niet aanpassen. Dat geeft de totale vraag dus een sterker inelastisch karakter, wat ervoor zorgt dat aanbodschokken – zoals deze van de afgelopen weken – resulteren in erg hoge prijzen aan de pomp. Of hoe ‘the haves’ (tankkaarthouders) niet enkel een voordeel genieten, maar ook nog eens de prijs opdrijven voor de ‘have nots’.

Beterschap op komst?

Het einde van de prijsstijgingen is niettemin toch in zicht. En dat niet alleen dankzij de – vandaag goedgekeurde – accijnsverlaging vanwege de regering (die geldig blijft tot 30 september of sneller eindigt indien de brandstofprijs opnieuw onder de 1,7 euro per liter zakt), maar ook omdat het met de prijs van een vat ruwe olie eindelijk opnieuw de goede richting uitgaat. Goed nieuws dus op korte termijn, maar wat op langere termijn? Gaan de olieprijzen op dergelijk hoog niveau blijven? Gaat bijvoorbeeld OPEC, nu de Westerse wereld komend decennium gaat afkicken van de fossiele brandstof, kunnen weerstaan aan de drang om – ondanks onderlinge afspraken – toch nog zoveel mogelijk op te pompen nu het nog kan? Bij een eindig spel weet de liefhebber van speltheorie immers dat zelfs een – euhm goed geolied – kartel in duigen kan vallen…

Terugkeren zal deze discussie echter ook na de gloriedagen van de verbrandingsmotor. Want wie met een elektrische firmawagen rijdt, krijgt ook veelal een kaart waarmee hij de wagen kan opladen of een compensatie bij thuisladen. En laat de kostprijs van elektriciteit nu eveneens de pan uit swingen. Of hoe alles kan veranderen en toch hetzelfde blijven.

Voor DRIVR-weekendtripjes met de funcar is dit alles natuurlijk een ver-van-ons-bed-show. Voor die paar duizend kilometer per jaar is de prijs van benzine van ondergeschikt belang ten opzichte van de verkeersbelasting, het onderhoud en de verzekering. Maar dat betekent natuurlijk niet dat we er niet over kunnen discussiëren bij pot en pint…