De absolute ster van het Mercedes-gamma kent een averechts verloop. De meeste supercars worden immers duurder naarmate ze evolueren, terwijl dat voor het aureoolmodel uit Stuttgart net omgekeerd is. Kijk daarvoor maar naar de prijzen van de laatste drie versies: 500.000 euro voor de SLR McLaren, 260.000 voor de SLS AMG en 138.000 euro voor de nieuwste toptelg uit Stuttgart: de Mercedes-AMG GT S met 510 pk. Koopje van de eeuw of flauw afkooksel van zijn voorgangers?
Het eerste wat opvalt is dat de vleugeldeuren – sinds de Gullwing toch wel hét stijlfeature van snelle Benzen – vervangen zijn door conventionele exemplaren. Kwatongen beweren zelfs dat de GT verdacht veel op de 911 is gaan lijken, maar dat blijkt een fotografische illusie die niet strookt met de praktijk. Sterker nog: in het matzilver (Magno Iridium in Mercedes-taal) is de GT een indrukwekkende verschijning die op verschillende vlakken naar zijn voorganger knipoogt. Zo is de onderliggende aluminiumstructuur verwant met die van de SLS, herbergt de langgerekte neuspartij wederom een voor/middenmotorconfiguratie en gaat het vermogen nog steeds naar de achterwielen waar een elektronisch gestuurd Drexler-diff de 650 koppelmomenten pareert.
Het grote verschil zit hem in de manier waarop dat vermogen gegenereerd worden. Gebeurde dat vroeger nog atmosferisch dankzij 6,2 liter cilinderinhoud, dan zorgen voortaan een stel turbo’s voor de correcte beademing van de 3982 cc’s. En het gevolg laat zich voor één keer niet raden. Tegen de stroom in klinkt de M178-unit immers heerlijk organisch, terwijl de gasprespons al even atypisch is voor een beademde achtpitter. Wel moet gezegd dat er wat trucage in het spel is, want met de kleppen van de (optionele) sportuitlaat gesloten klinkt het geheel eerder kwaad dan melodisch. Laat de vier pijpen evenwel vrij ademen en je wordt vergast op een gefocust timbre dat van buitenaf nog zoveel indrukwekkender klinkt dan binnenin de goed geïsoleerde cockpit. En nu we het toch over het interieur hebben: de hoge middentunnel met glazen knoppen geeft echt cachet, in tegenstelling tot het nep-aluminium eromheen.
De rij-ervaring wordt in de beste Mercedes-traditie gedomineerd door de prettige aanblik op de lange motorkap. Ergo: als bestuurder heb je het gevoel om op de achteras te zitten, terwijl de voorwielen meters verderop staan. Toch hoeft dat in de praktijk geen minpunt te zijn, aangezien de balans van de AMG GT uit de kunst is. Dankzij een weliswaar licht maar eerlijk geassisteerd (hydraulisch!) stuur weet je precies wat de vooras aan het bekokstoven is, terwijl je achterwerk alles over de staat van de 295’ers vertelt. Die tonen zich trouwens erg standvastig, waardoor de GT S lang niet zo overstuurd is als je zou verwachten. Toegegeven, aan onderstuur heeft de tweezitter een broertje dood. Maar om de achterkant te doen schuiven, ga je heel wat overtuigingskracht aan de dag moeten leggen – en zorgen dat je bij de pinken bent als de 19-duimers loslaten, want de transitie van grip naar slip is vrij abrupt.
In dat opzicht is de C63 S AMG vierdeurs – zeg maar het geciviliseerde broertje van de AMG GT S – de betere partij. Door diens klassiekere opstelling wordt een armvol overstuur bijna een evidentie, mede dankzij het gefaseerde ESP dat een genietbare halfwegstand heeft. Aan de relatief stugge afstelling van de über-C merk je wel dat Mercedes meer heeft moeten compromitteren dan op de GT, aangezien die laatste beter met oneffenheden overweg kan dan zijn zinnigere evenknie. Andere verschillen tussen de C63 en GT hebben betrekking op de automaat die in het geval van de tweezitter een dubbele koppeling heeft en op de achteras zit, terwijl die van de vierdeurs van het klassieke type is en daardoor minder mechanisch overkomt. Beide units presteren wel naar behoren. Tot slot is er ook nog het motorblok, dat op de GT een dry sump heeft en op de C63 niet – wat de circuitambities van de supersporter verder onderstreept. Meteen de reden waarom de carbon-keramische remmen van de GT S zich op de weg overgedimensioneerd tonen en de stalen items van de geteste C-Klasse bijwijlen ontoereikend.
Desalniettemin mag na het boventallige duidelijk wezen dat Mercedes-AMG zich heruitgevonden heeft met de GT en de C63. Die laatste toont zich – zelfs met de Lexus RC-F en de BMW M3/4 in het achterhoofd – uitmuntend in dagelijks gebruik, terwijl de GT zijn rol als Gran Turismo nog beter vervult. Of moet dat Gran Turismo Supercar zijn in het geval van de S-versie? Voor minder moet je het immers niet doen, ook al is de niet-S bijna 20.000 euro beterkoop. In het geval van de C63 zijn er wel verschillende opties, al doelen we daarmee evenmin op de 476 pk-uitvoering met zijn kleinere remmen en zijn mechanische diff. Eerder op de C63 S break, die op een tiende na exact evengoed doet als de sedan – maar dan zoveel keer cooler. Dat wij het gezegd hebben.
[Foto’s: Bert Claes & Mercedes]
MERCEDES-AMG GT S
Plus | Min |
+ Everyday supercar | – Euh… |
MERCEDES-AMG C63 S
Plus | Min |
+ De familieversie | – Stugger afgesteld |
Weggecijferd
GT S |
C63 S |
|
Motor | 4.0 achtcilinder biturbo | 4.0 achtcilinder biturbo |
Aandrijving | achterwielen | achterwielen |
Overbrenging | 7-trapsautomaat | 7-trapsautomaat |
Vermogen | 510 pk @ 6.250 opm | 510 pk @ 5.500 opm |
Koppel | 650 Nm @ 1.750 opm | 700 Nm @ 1.750 tpm |
Gewicht | 1.545 kg | 1.630 kg |
Acceleratie (0-100 km/h) | 3,8 s | 4,0 s |
Topsnelheid | 310 km/h | 250 km/h |
Normverbruik | 9,4 l/100 km | 8,2 l/100 km |
C02-uitstoot | 219 g/km | 192 g/km |
Prijs | 138.303 euro | 90.145 euro |
Verdict
GT S | |
C63 S |