Share a little biographical information to fill out your profile. This may be shown publicly.

 

We sturen je per e-mail een wachtwoord toe. Soms komt deze e-mail in je spambox terecht.

TIP: Lees eerst deel 1 en deel 2 van dit reisverslag!

Op dag drie van onze brotrip lieten Hans, Evert en ik de Mille Miglia even voor wat ze was, om een rondrit te maken in de streek ten zuiden van Milaan. Niet voor het natuurschoon – dat zouden we wat verderop vinden in de Apennijnen, niet in de platte, industriële omgeving rond de Italiaanse metropool. Nee, voorlopig hadden we meer interesse in de lokale nijverheid, waaronder ronkende namen als Ferrari, Lamborghini, Maserati en Pagani.

Dag 3: Supercars, Ferrari- en Lamborghinimuseum & de Apennijnen

De eerste costruttore troffen we aan bij het binnenrijden van een stadje dat bekend in de oren klonk: Modena. Hier is zowel het hoofdkwartier van Maserati gelegen, als het gloednieuwe en hypermoderne museum gewijd aan wijlen Enzo Ferrari – in sterk contrast neergepoot naast het historische atelier van Alfredo ‘Dino’ Ferrari, Enzo’s jong gestorven zoon. Een bijzonder indrukwekkende plaats, al bleek het gebouw zelf interessanter dan de erin uitgestalde (mini)collectie.

Volgende bestemming: Sant’Agata Bolognese. Bezoekers die zich afvragen welke constructeur daar huist, hebben daar meestal niet lang het raden naar: op de invalsweg laten testpiloten geregeld de nieuwste Lamborghini’s uit. Dat was dit keer niet anders – we hadden de Porsches amper geparkeerd of we werden al onthaald door het V12-gejank van een Aventador. Die bleek onderweg naar de inkom van het museum, waar een bloedmooie Miura hem stond op te wachten voor een officiële fotoshoot. Noem ons opportunisten, maar die gelegenheid voor enkele stiekeme snapshots konden we niet aan ons laten voorbijgaan.

Van de uiterst complete museumcollectie zelf vind je foto’s onderaan dit artikel, alsook van onze volgende stop: Ferrari’s thuisbasis Maranello. Daar binnenrijden in twee 911’s heeft iets van het hol van de leeuw betreden. Of eerder van het Steigerende Paard, want het plein voor het museum kleurde dieprood van de aldaar gebouwde supercars, de uitzinnige fans én de promodames, die ons (betaalde) ritjes in Ferrari’s Finest™ probeerden aan te smeren.

“Tell you what”, stelde Hans voor met een knipoog, “jullie mogen eens met onze Porsches rijden in ruil voor een gratis testsessie in een Ferrari”. Hoewel hij bot ving met zijn indecent proposal, bleek de met Ferrarimerchandising overladen dame danig onder de indruk: “Heb jij een Porsche? Dát vind ik nu eens prachtige wagens. Ferrari’s zijn wel mooi, maar zo duur en onpraktisch. Nee, geef mij dan maar een Porsche!” Even zochten we naar een spoor van ironie, maar tevergeefs. Daar stonden we dan met onze mond vol tanden. We hadden veel verwacht van Maranello, maar Porscheliefde? In geen duizend jaar.

Na een bezoek aan het museum – de moeite! – en een omwegje via Pagani – gesloten! – was het tijd om opnieuw de bergen in te trekken. De Apennijnen deze keer, die de leukste wegen tot dusver bleken te herbergen. En wat meer is: ik mocht Chloés stuur nogmaals ter hand nemen. Aan een strak tempo, want daar vroegen de omstandigheden om. Chloé noch eigenaar Evert leken enig bezwaar aan te tekenen. En Hans? Die deed er ondertussen alles aan om de mythe uit de wereld te helpen dat 911’s niet te driften vallen…

Aan het einde van wat geen doodlopende weg had mogen zijn, behoedde een vriendelijke boer ons net op tijd voor een terminale kennismaking met zijn veestapel – “TomTom no good here!”. Na een goedkeurende blik op beide classics toonde hij ons met trots zijn 22 jaar oude Mercedes. In typisch Italiaanse stijl – geen haast, geen stress – keuvelden we dan maar gezellig mee, in een uniek hybridetaaltje bestaande uit flarden Italiaans, Frans, Spaans, Duits en Nederlands, alvorens op ’s mans uitvoerige aanwijzingen in een gezellig dorpje te belanden.

Een restaurant vinden bleek er geen probleem, een ober die de menukaart voor ons kon vertalen des te meer. Dan maar weer datzelfde koeterwaals bovengehaald, en puur per toeval de malsste rundersteak aller tijden op ons bord gekregen. Vers van een Parmezaanse koe, zo meenden we te verstaan. En voor we goed en wel ‘gat’ en ‘boter’ konden zeggen, was de uitbater-annex-ober-annex-chef-kok al een hotelletje voor ons aan het regelen. Dat konden we gebruiken ook, want de volgende dag zouden we zélf bij de Mille Miglia aansluiten…

TIP: Klik op de eerste foto en blader slideshowgewijs met de pijltjes!

MUSEO LAMBORGHINI (SANT’AGATA BOLOGNESE)

MUSEO FERRARI (MARANELLO)

[Tekst & foto’s: Pieter Fret]

WORDT VERVOLGD…