Na een verplichte pauze van twee jaar trok Onze Man er afgelopen zomer opnieuw op uit voor zijn vaste afspraak met het Alpenmassief. Goed voor een meer dan 3.000 km lange roadtrip over tal van Europa’s beste wegen en bergpassen.
We hadden nog een eitje te pellen met de Zwitserse en Italiaanse Alpen na de Mille Miglia van 2019. Toen zorgde late sneeuwval ervoor dat we al op een hoogte van 1.800 meter hadden af te rekenen met het witte goedje. Resultaat: veel gesloten bergpassen en wat (on)subtiel glijden met zomerbanden op wegen die toch open waren… Toen Italië afgelopen zomer uit de bus kwam als zomerse vakantiebestemming, liet ik me dan ook niet door mijn GPS richting saaie tunnels dirigeren maar zocht ik het -net als Hannibal goed twee millennia geleden- hogerop. Weliswaar niet met een olifant maar wel met een lichte coupé, zoals het een DRIVR betaamt.
Alpenrondje
Als je bestemming de Italiaanse meren zijn -in dit geval Lago Maggiore en het Comomeer- en je een dag extra vrij hebt, dan zijn de Alpen een fraaie tussenstop. Het volstaat om ergens centraal in Zwitserland een eerste overnachting in te lassen –zowat 800 kilometer en 8u van Brussel– om de volgende ochtend goed uitgerust aan de klimtocht naar hogere sferen te beginnen. Literatuur is er genoeg over deze bergketen, waardoor verscheidene Alpenklassiekers op mijn shortlist belandden. Die werden uiteindelijk gereduceerd tot een viertal passen in een mooi Alpenrondje van ongeveer 150 km, waarna ik vervolgens naadloos en met de glimlach op het gezicht kon aansluiten op mijn route richting Italiaanse meren.
Het kwartet Alpenreuzen waar mijn oog op viel bestond uit de Susten-, Grimsel-, Furka- en Gothardpas/Tremola. Spoiler-alert: die eerste pas was meteen de leukste. Niet alleen was de baan vrij van fietsers, mobilhomes en caravans – de Sustenpas biedt tevens een vloeiende beklimming én afdaling met veelal fraaie, vloeiende bochten die zelfs vlotjes in derde of vierde versnelling te nemen vallen. Tot groot jolijt van de GT86, die de 45 kilometer lange en fraaie asfaltsliert met een aardige ‘flow’ afwerkte.
De Sustenpas was tot de jaren ’30 van de vorige eeuw weinig meer dan een pad voor ezels. Dankzij een megalomaan project –met quasi uitsluitend handenarbeid- geraakt eenieder sindsdien spelenderwijs tot de hoogte van 2.224 meter en terug. De bouw werd niet alleen gerealiseerd met het oog op Alpentoerisme en als militair interessante route in het politiek onstabiele Europa uit de eerste helft van de 20ste eeuw, maar ook om de steeds groter wordende groep autoliefhebbers te lokken. Of hoe Zwitserland ooit wel in de ban was van autosport, aangestoken door de populariteit van races op de naburige Klausenpas.
Disneyland
De volgende aanslag op remmen en maag werd de met haarspeldbochten bezaaide Grimselpas. Een vrij recente bergpas, die pas in zijn huidige vorm werd gegoten in 1986. Hier begon de drukte ons tempo en glimlach al wat te hypothekeren en dat zou op de legendarische Furka niet beter worden. Dat de Amerikaanse schrijver en humorist Mark Twain er ooit verbleef is de wereld alweer vergeten, maar de passage van James Bond lokt nog steeds nieuwsgierigen. De lange scène met de DB5 en een Mustang uit Goldfinger is daar uiteraard verantwoordelijk voor. Voeg daar nog een gletsjer en het verlaten Hotel Belvédère aan toe en je weet dat het er bijwijlen aanschuiven is zoals in Disneyland.
Die vergelijking komt trouwens niet helemaal uit de lucht gevallen. Niet alleen lijkt het weelderig gedrapeerd asfalt de makers van rollercoasters te hebben geïnspireerd, het natuurwonder van de gletsjer wordt tevens omgeven door (dure) kraampjes en felgekleurde afbeeldingen die niet zouden misstaan bij Mickey en co. Snel dan maar over naar de laatste van de vier, de Tremolapas over de Gotthard. Hier hadden we eindelijk opnieuw de rust teruggevonden.
Logisch ook, want om het oude Tremola-tracé te nemen moet je niet alleen de ‘nieuwe’ Gotthardpas links laten liggen maar ook de Gotthardtunnel uit 1980 niet gekozen hebben. Soms is kiezen verliezen, maar hier is keuze de sleutel tot succes én rust. Niettemin is de Tremola eerder het aards paradijs voor (amateur)wielrenners dan wel voor DRIVRs. De met 37 haarspeldbochten bezaaide pas bestaat immers vandaag de dag nog steeds uit kasseistroken. Leuk voor de foto, maar minder bevorderlijk voor het rijplezier.
Hoogtepunt
Zowel Lago Maggiore als het Comomeer zijn vanaf dit punt nog maar twee uurtjes verwijderd, zeker met Italiaanse tolwegen waar het vlot 130 km/u rijden is en waar de tolpoortjes al eens een siësta durven te nemen. Beide meren zijn natuurlijk uiterst gekend, dankzij Riva, Villa D’Este en natuurlijk George Clooney die deze wondermooie plekken op de wereldkaart hebben gezet. Alhoewel Lago Maggiore beschikt over idyllische eilandjes als Isola Bella, gaat mijn persoonlijke voorkeur toch net iets meer uit naar het Comomeer.
Stadjes als Varena en Bellagio zijn niet alleen erg pittoresk, het zicht is er vanop elke locatie aan het meer adembenemend. Met niveauverschillen die nog meer uitgesproken zijn, zodat je al snel oftewel van hemelse vergezichten dan wel berglandschappen kan genieten. Verwacht evenwel niet veel rijplezier rond de meren te beleven. Het gaat hier immers bijna geheel om een lintbebouwing met veelal zones 50 tot gevolg. Alhoewel de meeste Italianen dat niet als een belemmering zien, ook al ontberen deze wegen soms fiets- en voetpaden…
Roet in het eten
Het hoogtepunt van de reis zou letterlijk de Stelvio – oftewel Stilferjoch in het Duits – moeten worden, met een hoogte van bijna 2.800 meter en een verschil van liefst 2.000 meter tussen dal en top. Je vraagt je erbij af waarom de Ventoux (1.909m) de titel van Reus krijgt toebedeeld. De klim vanuit zuidelijk richting (Bormio) is meer dan 30 kilometer lang en kent zowel tunnels als secties met haarspeldbochten en niettemin fors oplopende tussenstukken.
Daardoor geraak je er nooit echt in een mooie ‘flow’ en komt de 2-liter boxer van de GT86 wat in adem- en ook koppelnood. Het maximale koppel van 205 Nm komt er immers pas vrij bij 6.400 toeren. Ondertussen lijkt er maar geen eind te komen aan de klim. Oh wee de amateurcoureur die deze col poogt te bedwingen, bedenk ik terwijl het stuur door mijn vingers glijdt aan de vooravond voor onze trektocht terug naar huis. De volgende dag, wanneer ik over de Stelvio en via de Reschenpas huiswaarts zou keren, is de Stelvio trouwens voor een sportevenement afgezet voor verkeer. Of hoe mijn terugreis plots twee uur langer en véél minder leuk wordt dan gepland…
Zo dienden we opnieuw, net als in 2019, om te rijden en gebruik te maken van de Vereinatunnel. Soms lijkt het alsof de Alpen vervloekt zijn, of alvast toch voor ons DRIVRs. Want ik heb al veel meer rijplezier ervaren kort bij huis in de Ardennen of Luxemburg dan op de iconische bergflanken. Maar dat wil niet zeggen dat de Alpen bij deze afgedaan hebben. Vastberaden als ik ben, ga ik alvast nogmaals een poging wagen om het ultieme rijplezier in de Alpen te ontdekken…
Volgende keer -als het inplannen van de vakanties voorspoedig mag verlopen- zal dat in juni of september zijn, met een brandend kaarsje om de weergoden gunstig te stemmen. De vlotte Sustenpas zal zeker weer op de planning staan, met de Nufenenpas – op 2.478 meter hoogste in Zwitserland – en nog wat ander lekkers op het menu. U hoort het, er broeit (hopelijk) weer wat moois.
MEER LEZEN: