Tussen 1992 en 2002 voltrok zich in Zuffenhausen een economisch mirakel dat het Wirtschaftswunder van de West-Duitse economie na WOII bijna deed verbleken. Dat wonder zou zich ook in Hethel kunnen voltrekken voor het eveneens 70-jarige Lotus. Als kersvers eigenaar Geely tenminste de juiste kaarten speelt…
Sinds het plotse overlijden van Colin Chapman eind ’82, is zowel Lotus Cars als Team Lotus op de dool. De komst van de even simpele als geniale Elise in de tweede helft van de jaren ’90 bood tijdelijk beterschap voor het sportwagenmerk. Sinds 2017 is de meerderheid van de aandelen in bezit van Geely en recent nog beloofden zij 1,9 miljard dollar te investeren in Lotus. De plannen zien er alvast veelbelovend uit. Dus waarom zou dit sappig verhaal niet kunnen eindigen in een daverend succes?
Naam en faam
Allereerst is er de rijke historiek van het merk, dat, zonder geniale wagens als de Lotus Cortina te vergeten, met name in de F1 erg succesvol was. Het resultaat van 30 topjaren in de koninginnenklasse van de motorsport was 6 wereldtitels bij de rijders, 7 bij de constructeurs, 107 pole positions, 171 podia en 79 gewonnen GP’s. Aan het stuurwiel zaten legendes als Jim Clark, Graham Hill en Ayrton Senna. Genoeg om ook nu nog jong en oud te laten wegdromen.
Aan een sterk imago dus geen gebrek. Zeker niet wanneer we ook de filmcarrière van één van de lievelingskinderen uit Hethel in beschouwing nemen. Niemand minder dan James Bond maakte de – sportwagen/duikboot – Esprit S1 tot autocult verheven in The Spy Who Loved Me uit ’77. De rode Esprit Turbo, übercool met skilatten achterop, werd vervolgens de sneeuwwagen van dienst in For Your Eyes Only uit ’81.
Ecologische tijd ver vooruit
‘Adding power makes you faster on the straights; subtracting weight makes you faster everywhere‘ was de slagzin van Colin Chapman. Een lichtere wagen is echter niet alleen sneller, ook economischer en ecologischer. Iets waar Lotus zich al lang van bewust was. In ’96 konden eigenaren van een Elise al in de intro van hun ‘owners manual’ lezen hoe ze hun wagen nog ecologischer zouden kunnen inzetten. Door onder andere de bandendruk op peil te houden, de Elise correct warm te rijden en de wagen voor korte verplaatsingen aan de kant te laten staan…
Het is die basis en dat gedachtegoed dat Lotus als sportwagenbouwer future proof maakt in deze ecologische tijden. Het mag dan ook niet verwonderen dat Tesla voor hun eerste (elektrische) productiemodel, de Roadster, vertrok van de erg lichte basis van de Elise. Geluiden over een elektrische sportwagen van Lotus lijken dan ook niet onlogisch.
Toegankelijkheid
Ook al is de instap van een lage Lotus niet altijd even handig, het zijn weliswaar relatief toegankelijke sportwagens. De aanschafprijs is de laatste decennia wat gestegen, maar ligt nog steeds onder dat van andere roemrijke sportwagenfabrikanten. Onderhoudskosten zijn al helemaal niet te vergelijken. Bij lichte wagens zijn immers tal van onderdelen zoals remschijven en banden kleiner in formaat en dus flink goedkoper. Bovendien bedraagt het uurloon zowat de helft van wat je elders zou betalen. Ook fiscaal, zij het bekeken op basis van uitstoot of cilinderinhoud zoals in België of gewicht zoals in Nederland, doen de kleinsten van de Loti het erg goed.
Omwille van al deze redenen lijkt Lotus alle troeven in handen te hebben om, dankzij de investeringen van Geely, een nieuw gamma uit te bouwen dat een publiek van echte sportwagenliefhebbers moet kunnen aanspreken. Geely is er immers ook reeds in geslaagd van Volvo opnieuw een aantrekkelijk merk te maken. Een merk waarvoor steeds meer leaserijders – wonder boven wonder – de dealers van Duitse premiumwagens links laten liggen. En misschien kan Lotus bovendien ook van nut zijn voor Volvo. Want als Volvo’s nog één heikel punt hebben dan is het wel hun erg hoog gewicht en bijbehorend (relatief) hoog reëel verbruik.