De mama van Elise kijkt me ietwat raar aan als ik er in een reflex uitfloep of wolkje dochter misschien naar de Lotus is genoemd. “Naar de wat?” De eerste indrukken die ik maak, zijn soms… welja, laat maar.
Al lang heb ik zin. Gewoon goesting om een keer een Lotus Elise te ervaren. “Terug een echte Lotus, back to the roots, Lotus maakt opnieuw driver’s car” klonk het bij lancering in augustus 1996. Ik heb de Elise totnogtoe moeten missen op mijn palmares van rijden met vierwielig genot. Nochtans kan het moeilijk anders dan dat hij me ligt – correctie: dan dat zij me ligt. Omdat ze belooft nauw aan te sluiten bij de naakte sensaties die oudere klassiekers me bieden. Via via kom ik uit bij genaamde Frank. Bij zijn speciale Elise. Bij zijn enthousiasme als Lotus-eigenaar. Bij zijn spirit van rijder. En bij zijn welwillendheid om speelgoed te delen: zijn Elise met zalige driver’s car patine.
Voor dat laatste – voor de patine – lijkt het alsof hij zich probeert te verontschuldigen. Ik stel Frank gerust. Ik hou van wagens die leven. Veel meer dan van een kitscherige nieuwstaat. Zijn Elise in de garage spreekt mij aan. En hoe! Het is een van de allereerste exemplaren die in België rondreden. “Dus is het net een vroege, een pure” antwoord ik gemeend gedreven als Frank zegt dat “het wel niet het meest recente model is…”. De Elise is na een korte periode als directiewagen van een Belgische Lotus-expert in Franks handen gekomen. Leuk is het optionele afneembare stuurwiel. Handig ook. Want in- en uitstappen over de brede dorpels valt enkel mee als de hard- of softtop verwijderd is. Ooit geprobeerd om in een klassieke Alpine te klimmen? Zoiets.
Dat elke Lotus Elise een driver’s car is, weten we. Maar deze vroege Elise Mk1 bevestigt het innemende karakter eens zoveel. Met door DRIVRs als fijne en zinvol ervaren upgrades. Een Piper X luchtfilter, Janspeed sportuitlaat voor meer adem, kort stuurhuis, harnassen, verstelbare Spax’en, stalen remleidingen tegen sponseffect en meer. Bijzonder is ook de neus van dit exemplaar. Clamshell hoor ik te schrijven. Jean Pirard uit het Luikse is verantwoordelijk voor de voorsteven met diepere en meer zijwaarts reikende voorspoiler dan het origineel.
De sportzitjes en het functionele interieur versterken de uitgeklede rijervaring. De Elise is wellicht een van de weinige recente sportwagens die essentieel rijplezier bieden. Ontdaan van verstikkende toebehoren waar zovele onder kreunen. Plezierig en goed controleerbaar overstuur moet je ietwat uitlokken door de wagen een bocht in te smijten. Anders duikt een fractie aan saai onderstuur op. De vierpitter is lustig en gromt inspirerend tijdens de overrun. Het is prettig rijden met veel koppel onderin. Geen overtollige kilo’s. Dat telt. Ik ben benieuwd hoe deze wagen zich op circuit gedraagt. Net te stug afgeveerd voor het gehavende Vlaamse asfalt hallucineer ik wit-rode curbs wanneer ik op het gas ga en grind meepak bij het verlaten van een rond punt. De acceleratie doet denken aan de betere sportwagen van toen, maar is niet de gelijke van pakweg een Caterham. Maar dat moet niet. De Elise doet een gooi naar het superlatief van wegligging en rijgedrag. Al pakt Lotus’ kleine hem net (maar ook nét) niet. Geen erg. Ik laat me toch inpakken door deze vroege, doorleefde Mk1.
Achteraf mailt Frank een citaat over de slijtvaste MMC-remschijven van de vroegste Elises waarmee ook zijn auto is uitgerust. Er staat iets in over de bochtige Stelvio-pas in Italië. De meeste remmen halen daar makkelijk temperaturen tot 700 °C. De MMC-schijven van de Elise maar 350 °C. Gemaakt voor zulke landschappen. Wat een wagen. Wat een volbloed. Honger gestild. Palmares aangevuld verrijkt.
[Foto’s: Jeroen Thys]