Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar het idee om deze reeks van tekeningen neer te zetten, spookte al sinds geruime tijd door mijn hoofd. Zoals zo dikwijls, onderschatte ik de omvang van dit project, dat zwaar geïnspireerd werd door de schitterende non-fictie stripboeken “Dossier Michel Vaillant“. De technische correctheid, het gevoel voor dynamiek, en de scherpe pennentrekken uit huize Graton hielden mij al lang in hun greep. De honger om een eigen interpretatie van deze reeks te maken bleef knagen, ook al zou er uiteindelijk meer dan een jaar over heen gaan.
Het is dan ook met enige trots, dat ik hier op DRIVR de reeks “geschetst” presenteer. De eerste episode, een drieluik over de auto’s van Sir Jackie Stewart, werpt een licht op negen machine’s die een merkwaardige rol hebben gespeeld in de korte maar krachtige carrière van The Flying Scotsman. Een carrière die hem -naar eigen zeggen- van bovenaf gegund werd, want vele van zijn (bevriende) collega racepiloten hebben de jaren ’60 en ’70 van de sport helaas niet overleefd. Het is dit jaar exact 50 jaar geleden dat Stewart zijn helm aan de haak hing, hoog tijd dus voor een fotografisch overzicht.
Cooper T72 BMC F3 (1964)
MOTOR: vier-in-lijn, CILINDERINHOUD: 998 cc, MAX. VERMOGEN: 88 pk bij 7.750tpm, GEWICHT: 460 kg, VERSNELLINGEN: 4 versnellingen, manueel AANDRIJVING: achterwielen, TOPSNELHEID: 200 km/u
Jackie’s schooltijd verliep moeizaam, niet zozeer door een gebrek aan interesse of talent, maar wel door een ernstige vorm van dyslexie. Hij vond zijn toevlucht in de precisiesport van het schieten, waar hij getalenteerd genoeg bleek om het nationaal team te vervoegen. Nadat hij school noodgedwongen moest opgeven, startte hij op zijn 16e als leerjongen in de garage van zijn ouders. Via een belangrijke klant bij de garage, kreeg Jackie de kans om enkele races te rijden in een Marcos. Hij won vier wedstrijden. Er volgende nog meer successen in nationale GT en sportwagen races, onder andere voor het bekende team van Ecurie Ecosse. Het succes bleef Ken Tyrrell niet onopgemerkt, en voor 1964 kreeg Jackie de kans om in deze Cooper T72 het volledig Formule 3 kampioenschap af te werken. Hij won maar liefst acht van de tien wedstrijden, en uiteraard ook het kampioenschap. Deze dominante vertoning was meteen ook zijn entreeticket voor de Formule 1, waar hij bij het team van BRM tekende voor het seizoen van 1965.
Rover BRM Turbine (1965)
MOTOR: Gasturbine met single stage compressor, CILINDERINHOUD: – – -, MAX. VERMOGEN: 150 pk, GEWICHT: 820 kg, VERSNELLINGEN: 1 versnelling AANDRIJVING: achterwielen, TOPSNELHEID: 230 km/u
Bij BRM zou Jackie al in zijn debuutjaar zijn eerste Grand Prix winnen, en het kampioenschap op een schitterende derde plaats afronden. British Racing Motors deed het goed in de éénzitterij, en dat bracht inspiratie om ook andere paden te bewandelen. Al sinds het begin van de jaren ’60 waren ze druk in de weer geweest om samen met Rover een radicale wagen te ontwikkelen voor de 24 uur van Le Mans. BRM leverde het chassis voor de wagen, en Rover bracht zijn technologie van de gasturbine over. Voor de race van 1965 werd de Rover-BRM uitgerust met een regeneratieve warmtewisselaar en een gestroomlijndere koets. Hoewel de wagen niet bepaald snel was, reden Jackie en BRM Grand-Prix ploegmaat Graham Hill een consistente wedstrijd. Het lage verbruik van de gasturbine zorgde voor weinig verliestijd in de pits, hetgeen ze een mooie 10e plaats algemeen bezorgden. Voor 1966 werd de samenwerking voor het Le Mans project niet meer verder gezet, en ging BRM vol voor de nieuwe 3-liter regel in de Formule één. Het zou echter een moeilijk jaar gaan worden, want de 16 cilinder-motor bleek zwaar, en mechanisch onbetrouwbaar.
Lola T90 Ford (1966)
MOTOR: V8, CILINDERINHOUD: 4.195 cc, MAX. VERMOGEN: 500 pk bij 8.400 tpm, GEWICHT: 640 kg, VERSNELLINGEN: 4 versnellingen, manueel AANDRIJVING: achterwielen, TOPSNELHEID: 320 km/u
Hoewel Jackie onder contract lag bij BRM, was het anno 1966 nog geen probleem om naast de F1 ook in andere kampioenschappen aan te treden. Sterker nog, het was eerder de regel dan de uitzondering. Voor 1966 kregen BRM-ploegmaats Graham Hill en Jackie Stewart een plaats aangeboden in het team van oliemagnaat John Mecom. De Texaan had zijn zinnen gezet op de Indy 500, en zou voor de editie van 1966 maar liefst drie Lola T90’s gaan inzetten. Stewart kwalificeerde zich als elfde, maar kon flink naar voren opschuiven toen één derde van het startveld uitgeschakeld werd bij een massacrash. Toen de raceleider Lloyd Ruby tegen de zware vlag aan liep voor een olie lek, wist Jackie zelfs naar de leiding door te stoten. Met nog acht ronden te gaan, ging het helaas mis. De oliepomp begaf het, en het Ford Cosworth blok vulde zich met het zwarte goedje. Stewart moest de pits opzoeken, en schonk zo op de valreep de zege aan Graham Hill. Jackie kon uiteindelijk nog als zesde over de streep hinkelen, en kreeg voor zijn prestatie de titel Rookie Of The Year opgespeld.
Houd de site in de gaten, want volgende week brengen we het tweede deel!