De jaren ’60 en ’70 waren wild, en niet alleen op vlak van verdovende middelen of vrije liefde. Knotsgekke races zoals de Targa Florio of de Giro d’ Italia Automobilistico werden verreden over openbare wegen, zonder dat iemand zich daarbij serieuze vragen stelde. Ook niet wanneer die wegen tijdens de oefenritten gewoon open bleven voor het lokaal verkeer.
Het waren geen kleine wedstrijden ook. De Targa Florio maakte deel uit van het wereldkampioenschap uithouding, terwijl de Giro d’ Italia zowel voor het Italiaans Group 4/5 kampioenschap als de FIA Cup for Drivers meetelde. De Giro was een wilde 6-daagse waarbij verschillende circuits doorheen Italië aangedaan werden, afgewisseld met asfalt-rallyproeven op afgesloten wegen. Ook de verbindingen tussen de events moesten met de racewagen over de openbare weg afgelegd worden. Uiteraard diende de verkeersregels op die verbindingsstukken in acht genomen te worden.
Gehakt
De grote uitdagers voor editie 1979 waren de Porsche 935’s van Almeras en Moretti, terwijl Lancia hun titel probeerde te verdedigen met twee Beta Montecarlo Turbo’s. In de rijdersbezetting waren toppiloten Riccardo Patrese – Markku Alen al niet van de minste, maar toch was alle aandacht gevestigd op de Alitalia-gesponsorde machine van Walter Röhrl en Gilles Villeneuve.
De eerste race werd verreden op Imola, een circuit dat ook deel uitmaakte van het WK Formule één, en dus gekend terrein was voor Villeneuve.
De zelfzekere Villeneuve had echter één inschattingsfout gemaakt: Patrese had in het WK reeds ervaring opgedaan met de Beta Montecarlo Turbo. Villeneuve was nog groen was achter het stuur van de Italiaanse Group 5 machine. Patrese maakte gehakt van Villeneuve in Imola, en dat maakte de Canadese F1-ster alles behalve genietbaar. Hoewel het Röhrl opgedragen was om de verbindingen voor zijn rekening te nemen, commandeerde Villeneuve dat hij het stuur zou nemen voor de doorsteek naar Rimini.
Verboden terrein
De reden was simpel: Villeneuve wilde ervaring opdoen maken met de Lancia. Aan elk verkeerslicht oefende hij staande starts, door eerst het toerental op te laten komen naar 8000 tpm, en dan met vol vermogen te lanceren. Na een tijdje geraakte Gilles hiermee verveeld, en besloot hij de autostrade op te gaan zoeken. Buiten het feit dat de autosnelweg strikt verboden terrein was voor de deelnemers, ging een losgeslagen Villeneuve ook nog eens zwaar over de snelheidslimieten.
Veel gaat het niet opgebracht hebben, want de dag erna kreeg Villeneuve in Misano opnieuw een pandoering van Patrese. Villeneuve was nu helemaal klaar met de Giro, en stapte hij in zijn helikopter richting huis. Reserve piloot Christian Geistdörfer nam het rol van tweede piloot over langs Walter Röhrl. Ook voor hun liep het echter niet van een leien dakje. In Turijn konden de deelnemers pas om middernacht de volgende verbinding aansnijden, maar helaas wilde de mechaniek op dit cruciaal punt niet meewerken.
Pure waanzin
Na een kleine honderd meter viel Röhrl stil, en weigerde de racemachine alle dienst. Wellicht hadden de extra rallykoplampen de batterij leeg getrokken, waardoor anderhalf uur tijd verloren ging. Nadat het euvel verholpen was, moest Röhrl de verbinding van 180 kilometer zien te overbruggen in amper 55 minuten. Er zat niets anders op dan plankgas over de openbare weg te racen naar de volgende stop. Met snelheden van losjes 250 km/u tussen het verkeer wist Röhrl als bij wonder binnen de tijd aan te komen.
Na zes dagen van dit soort pure waanzin wisten Röhrl/Villeneuve/Geistdörfer de wedstrijd te winnen. Helaas voor hun (en voor hun teamgenoten Patrese/Alen) werden de beide Lancia’s gediskwalificeerd wegens het gebruik van de snelweg, en inbreuken op de verkeersregels. De Porsche 935 van Gianpiero Moretti werd op deze manier de nieuwe winnaar uitgeroepen. Lancia hun moment kwam een jaar later, toen het duo Patrese/Alen de editie van 1980 op hun naam zette.