Share a little biographical information to fill out your profile. This may be shown publicly.

 

We sturen je per e-mail een wachtwoord toe. Soms komt deze e-mail in je spambox terecht.

Als professionele piloot is het winnen van de 24 uur van Le Mans al een serieuze doelstelling op zich, laat staan dat je hetzelfde ambieert als amateurpiloot. Helemaal mooi wordt het als een amateurpiloot droomt van te winnen in een wagen met zijn eigen naam op. Halfweg de jaren ’70 nam de Engelsman Alain de Cadenet de uitdaging aan, en liet een auto bouwen bij het Britse Lola. Samen met Chris Craft zou hij in 1976 naar een zeer respectabele derde plaats algemeen sturen, maar de overwinning bleef buiten bereik. Vrijwel gelijktijdig was de Fransman Jean Rondeau aan een soortgelijk plan begonnen: de race winnen voor eigen publiek, in zijn eigen wagen.

Na het overdonderende succes van de Parijse constructeur Matra in La Sarthe, bleven de chauvinistische Fransen in 1975 een beetje op hun honger zitten. Grote constructeurs namen opnieuw de bovenhand, en de romantiek was een beetje verdwenen. Dat hadden amateurracer Jean Rondeau en Peugeot-designer Gerard Welter goed in de smiezen, en besloten samen een nieuw Frans raceteam uit de grond te stampen. Rondeau zou instaan voor de wagen, terwijl Welter -via Peugeot- de aandrijflijn kon verzorgen. Rondeau was echter niet onder indruk van de Peugeot V6-motor van 2.7 liter. Had zijn zinnen namelijk op de 3-liter Cosworth DFV-motor gezet, die net had gewonnen in Le Mans.

Dit dispuut leidde tot de scheiding tussen Rondeau en Welter, waarna het project op wankele poten kwam te staan. Met het vertrek van Welter verdween niet alleen een hoop expertise, maar ook de financiële ondersteuning van Peugeot en partners wandelde mee de deur uit. Gelukkig kon Rondeau een andere deal afsluiten met Inaltera, een Franse behangpapierfabrikant. Deze deal kon de toekomst van het project voor minstens enkele jaren zeker stellen, maar dan moest Rondeau er wel genoegen mee nemen dat de wagen de naam van de sponsor zou dragen. Het idee om een nieuw Frans underdog-team naar Le Sarthe te brengen primeerde echter zodanig, dat de deal al snel beklonken was.

Betrouwbaarheid

Het klein team wist dat ze op pure snelheid nooit een match konden zijn voor de giganten, die immense budgetten voorhanden hebben om een racewagen bloedsnel te maken. Daarom werd besloten een gesloten coupé te bouwen, zodat ze de wagen konden inschrijven in GTP-klasse. Alle topteams zaten namelijk in de group 6-klasse, waarin het WK betwist werd. Op die manier konden ze toch al voor een klasse-overwinning gaan, moest de algemene zege te ver buiten bereik liggen. Aan de andere kant werd besloten in te zetten op het gebied waar ze wel het verschil konden maken: betrouwbaarheid. Het ontwerp van het chassis en de ophanging werd dan ook bewust zo eenvoudig mogelijk gehouden.

De twee wagens werden letterlijk in de achtertuin van Rondeau gebouwd, en geraakten op tijd klaar voor de 24 uur van 1976. Zoals gedacht, was de kloof met de topteams groot. De wagen van Pescarolo/Beltoise reed naar een zeer respectabele twaalfde plek in de kwalificaties, maar moest evenwel twintig seconden per ronde toegeven ten opzichte van de fabriek-Renaults en Porsches. De race verliep opmerkelijk goed voor het duo, want ze wonnen de GTP-klasse en finishten ook nog eens achtste algemeen. De tweede wagen finishte eveneens, hetzij op de éénentwintigste plaats. 1977 verliep zodoende nog beter, toen het exemplaar van Rondeau en Ragnotti niet alleen de GTP-klasse won, maar de wagen ook nog eens als vierde algemeen werd afgevlagd.

Gedesillusioneerd

Net toen het programma op dreef begon te komen, werd de Inaltera-fabriek verkocht en het raceprogramma abrupt afgebroken. De racewagens werden verkocht, en Jean Rondeau bleef gedesillusioneerd achter. Niet voor lang, want ondanks het feit dat alles tot de laatste bout verkocht was, wist hij de blauwdrukken van de wagens in zijn bezit te houden. Vermits hij zelf elke stap in de constructie en de ontwikkeling van de Inaltera-wagens vanop de eerste rij had meegemaakt, mocht het geen probleem vormen een nieuwe wagen te bouwen. Het “Bureau de Design Ovale” reviseerde het koetswerk met een langere staart en semi gesloten wielkasten, speciaal ontwikkeld voor de hoge snelheden op Le Mans.

De wagen kreeg de naam Rondeau M378 opgespeld, en werd voor 1978 ingeschreven voor de 24 uur van Le Mans. Nadat ze tegenslag kenden in de kwalificaties, bleek de Rondeau in de wedstrijd te draaien als Zwitsers uurwerk. Hoewel ze zeker niet de snelste wagen op de piste waren, klommen ze gestaag op naar de negende plaats algemeen en de overwinning in de GTP-klasse. Voor 1979 bleven de grote constructeurs weg uit La Sarthe, en dat opende de deur voor de kleinere teams. Jean Rondeau zag zijn kans, en zakte met maar liefst drie M379’s af naar Le Mans. Het best geklasseerde exemplaar -de wagen van Ragnotti/Darniche- kwalificeerde zich zesde en zou uiteindelijk als vijfde over de meet komen.

Nu of nooit

Ook in 1980 bleven de grote fabrieksteams thuis, maar er stond wel een bedenkelijke Joest Porsche 908/80 aan de start. Porsche was officieel niet aanwezig, maar het lag er vingerdik op dat dit een fabrieks-936 was, vermomd als privé-908. Het zou een ongelijke strijd worden, maar Rondeau wist dat het voor hem en zijn backyard-build M379 nu of nooit ging worden. Wellicht om geen argwaan te wekken, liet het team van Joest de eer nog aan de Rondeau’s in de kwalificaties, maar in de race sloeg de Porsche na enkele uren keihard toe. Ondanks een verlies van 15 minuten dankzij een probleem met de brandstofpomp, was het onze landgenoot Jacky Ickx die met de Porsche comfortabel aan de leiding reed bij het opkomen van de zon.

Omdat de mannen bij Joest toch geen grote verwachtingen hadden van de Rondeau die achter hun aan zat, namen ze tempo terug om de auto te sparen. Dat bleek al snel een foute beslissing te zijn, want toen de versnellingsbak in de Porsche het om 10u00 in de ochtend begaf, bleken ze niet genoeg voorsprong te hebben opgebouwd. Wanneer Ickx na een lange pitstop weer terug de baan op kwam, had het duo Rondeau/Jaussaud inmiddels drie ronden voorsprong uitgebouwd. Met nog anderhalf uur te gaan, werd besloten Rondeau binnen te halen en de meer ervaren Jaussaud de laatste strijd met Ickx te laten aangaan. De wisselende weersomstandigheden zouden het nog heel spannend maken, maar uiteindelijk kwam de Rondeau M379 met Jean-Pierre Jaussaud en Jean Rondeau himselve als eerste over de meet.

Belga-Rondeau M379

Eveneens het vermelden waard: de Belga-Rondeau M379 van Gordon Spice en de Belgische broers Martin, die als derde algemeen over de streep kwam in de race. Tot op heden blijft Jean Rondeau de enige piloot in de geschiedenis van de 24 uur van Le Mans die de race algemeen heeft gewonnen in zijn eigen wagen. Na het succes van 1980 stroomde het sponsorgeld binnen en werden de wagens aan flinke upgrades onderworpen. In 1981 resulteerde dit nog in een erg knappe tweede plaats algemeen op La Sarthe, maar helaas werd de race voor het team overschaduwd door de fatale crash van Jean-Louis Lafosse. De wagens bleven nog actief tot diep in het Group C-tijdperk, maar helaas heeft Jean Rondeau dat niet meer volledig mogen meemaken. Hij kwam om het leven in een banaal auto ongeluk in 1985.

MEER LEZEN:

Raceklassiekers: De Can-Am Bolides

Raceklassiekers: The ‘Fabulous’ Hudson Hornet

Raceklassiekers: Porsche 936